HOME  / ONLINE PRODUCTENNextendum Nieuws / Nieuwsbericht

Oudedagsverplichting in 2022

22-02-2022 | De afgelopen jaren zijn veel pensioenvoorzieningen in eigen beheer (ca. 50%) omgezet naar een oudedagsverplichting. Nog steeds zijn er veel vragen over de oudedagsverplichting en er worden nog altijd nieuwe vraag- en antwoordbesluiten gepubliceerd door de belastingdienst.

De meeste recente vraag- en antwoordbesluiten gaan onder andere over de situatie dat een DGA overlijdt en na het overlijden meerdere erfgenamen gerechtigd zijn tot de ODV-termijnen.

In dit artikel kijken we tevens naar de waardering van de ODV-verplichtingen en de gevolgen ingeval van overlijden.

Een jaarlijks terugkerend gevolg is de actuariële waardering van deze verplichting. Er zijn twee perioden te onderscheiden:

  1. De ODV is nog niet ingegaan;
  2. De ODV is ingegaan.

De ODV is nog niet ingegaan

De ODV wordt in de opbouwfase jaarlijks opgerent met een in de wet vastgelegde rentepercentage. Het wettelijk rentepercentage is het gemiddelde U-rendement over de voorafgaande 12 maanden. Voor december 2020 is het rentepercentage -/- 0,50 %.

De oprenting voor 2021 is het gemiddelde U-rendement over 2020. Was het U-rendement in december 2020 nog -/- 0,50%, voor december 2021 is het vastgesteld op -/- 0,30%.

Het gemiddelde U-rendement is voor 2021 (wederom) negatief uitgekomen. De verplichting én bijbehorende ‘pensioenuitkering’ nemen dus af. In de praktijk is de omzettingsverjaardag van PEB naar ODV in veel gevallen overigens niet gelijk aan 1 januari van het betreffende jaar. Het U-rendement is per maand verschillend.

Impact
Over het afgelopen jaar is er dus mogelijk sprake van een vrijval, ongeacht het omzettingsmoment. Wordt in de BV winst gemaakt, dan zal dit betekenen dat over deze vrijval vennootschapsbelasting (Vpb) betaald zal moeten worden. Er is geen minimale rente van 0% opgenomen in de Wet, zodat bij een negatief gemiddelde deze vrijval verplicht genomen zal moeten worden.

Let op: het onjuist of niet waarderen van de ODV kan leiden tot een onzuivere verplichting met alle fiscale consequenties van dien.

De ODV is ingegaan

In de uitkeringsfase is hetzelfde wettelijk rentepercentage van toepassing, maar is het verloop van de voorziening anders. ODV wordt vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd in 20 jaar uitgekeerd, echter de AOW-leeftijd is tijdelijk bevroren en wordt periodiek verschoven. Dit kan gevolgen hebben voor de jaarlijkse ODV-uitkering en waardering.

Impact
Een positieve marktrente zorgt voor een vorm van indexatie van de uitkering. Als de rente negatief is, dan zorgt deze systematiek ervoor dat bij het vaststellen van de nieuwe jaaruitkering, de uitkering lager zal zijn dan het jaar ervoor. In combinatie met de hoge inflatiecijfers over 2021 ontstaat hierdoor een flinke achteruitgang in het besteedbaar inkomen na pensioendatum. Dit in tegenstelling tot een pensioenuitkering vanuit eigen beheer, waar veelal een (welvaart)vast indexatiepercentage is afgesproken. Bij de omzetting van pensioen in eigen beheer naar de oudedagsverplichting in de periode 2017 tot 2020 is hier veelal geen rekening mee gehouden tijdens het adviesproces.

Let op: Ook hier zal de 1e ODV-uitkering in veel gevallen niet 1 januari van het betreffende jaar zijn en is er sprake van een omzettingsverjaardag in casu AOW-datum.

ODV en lijfrente

Volgens de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) kan een ODV vóór en na de ingangsdatum van de termijnen worden omgezet in een lijfrente voor de DGA.

Het is tevens toegestaan om slechts een gedeelte van de ODV om te zetten in een lijfrente. Onder lijfrente wordt begrepen een lijfrenteverzekering, een bancaire lijfrente en een lijfrentebeleggingsrecht. Hiermee kan de ODV-verplichting langzaam worden afgebouwd in de vennootschap.

De BV mag een ingegane ODV-uitkering ook omzetten in een lijfrente. In dat geval moet de BV wel de volledige ODV omzetten in een lijfrente voor de DGA. De DGA moet voorafgaande aan de omzetting een verzoek voor goedkeuringen indienen bij de inspecteur.

Omdat de lijfrente moet voldoen aan de lijfrente-artikelen (3.125 en 3.126a) in de Wet IB 2001 kan de omzetting van de ODV uiterlijk plaatsvinden in het jaar waarin de DGA de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan zijn AOW-leeftijd. Want dat is de uiterste datum waarop een lijfrente kan ingaan. Daarna kan uitsluitend de ODV in eigen beheer worden voortgezet en zal de BV niet geliquideerd kunnen worden.

Onderdekking en lijfrente

De voorwaarden dat de BV bij omzetting van een ODV in de uitkeringsfase in een lijfrente de hele ODV moet omzetten, geldt niet in de situatie waarin de in financiële middelen van de BV onvoldoende zijn (onderdekking).

In dat geval worden aan de omzetting aanvullende voorwaarden gesteld, te weten:

  • De onderdekking is veroorzaakt door (reële) ondernemings- of beleggingsverliezen en is niet het gevolg van andere factoren als bijvoorbeeld winstuitdelingen of onvolwaardige dan wel afgewaardeerde vorderingen op de DGA of aan hem verwante personen;
  • De BV wendt alle aanwezige bezittingen aan ter verkrijging van de lijfrente;
  • De BV wordt geliquideerd direct na omzetting van een gedeelte van de ODV in een lijfrente.

Uiteraard moet ook in dit geval de DGA een verzoek doen aan de inspecteur.

Als de belanghebbenden aan deze voorwaarden voldoen, kan de DGA het overblijvende deel van de ODV zonder fiscale gevolgen prijsgeven. Het prijsgeven van de resterende ODV wordt niet aangemerkt als een informele kapitaalstorting en leidt niet tot een verhoging van de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang.

Gevolgen overlijden en keuze erfgenamen

De vraag is of, na overlijden van de DGA, het mogelijk is dat één van de erfgenamen kiest om het geërfde recht op de ODV-termijnen aan te wenden voor een lijfrenteproduct?

In de situatie waarin na een overlijden van een ODV-gerechtigde, meerdere erfgenamen gerechtigd zijn geworden tot de ODV-termijnen, betekent dit dat er een zelfstandig uitkeringsrecht ontstaat per erfgenaam.

Elke individuele ODV-gerechtigde kan ervoor kiezen zijn/haar ODV aan te wenden voor de verkrijging van een lijfrenteproduct. Iedere ODV-gerechtigde mag hierin zelfstandig een keuze maken.

De verplichting dient derhalve gesplitst te worden in de vennootschap om dit per erfgenaam inzichtelijk te krijgen, inclusief de jaarlijkse waarderingen per erfgenaam.

Conclusies

Het is verstandig om in gesprek te gaan met de DGA over zijn of haar ODV-verplichting. Bij de omzetting van pensioen in eigen beheer naar de oudedagsverplichting zijn veel pensioenaanspraken ‘verdampt’. Door de negatieve oprenting vindt er nu eveneens een ‘verdamping’ plaats van de ODV-uitkering. Zorg ervoor dat dit inzichtelijk wordt gemaakt en maak het bespreekbaar tijdens de (periodieke) bespreking van de jaarverslaggeving.

De actuariële berekeningen van de ODV met bijbehorende rapportages zorgen voor inzicht. Hiermee voorkomt u ook foutieve waarderingen van de verplichtingen.

Advies & contact

Neem contact op met Extendum Pensioen & Zorg, zij kunnen zorgen voor de juiste onderbouwingen met rapportages en samen met u klankborden op welke wijze de ODV-verplichting mogelijk (fiscaalvriendelijk) kan worden afgebouwd.

N.A.G. (Noach) van Beusekom MPLA/CFP®
pensioenadviseur

06 21 11 81 53
n.vanbeusekom@extendum.nl

M. (Maarten) Boerhof BPLA
pensioenadviseur

06 47 34 86 69
m.boerhof@extendum.nl

iOS touchscreen gebruikers: Voor delen 2 keer tikken