OR nodig bij grootschalige inhuur uitzendkrachten

Een recente zaak bij de Hoge Raad draaide om de vraag of de ondernemingsraad (OR) adviesrecht heeft bij (raam-) overeenkomsten.

Een bedrijf sloot deze overeenkomsten af met uitzendbureaus voor de levering van (voornamelijk buitenlandse) uitzendkrachten voor de uitvoering van de werkzaamheden. Dat lijkt voor het MKB de ‘ver van mijn bed show’. Er zijn echter voldoende ondernemingen van enige omvang waarbij dit speelt.

Wat is het belang van de OR bij inhuren uitzendkrachten?

Het belang van de OR hierbij is met name de toetsing van de voorwaarden waaronder de inhuur plaatsvindt. Of wel de juiste arbeidsvoorwaarden worden toegepast en of de cao’s niet worden ontdoken. Op grond van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) dienen uitzendkrachten immers onder dezelfde arbeidsvoorwaarden te werken als de vaste krachten van de inlenende onderneming.

Vinger aan de pols

Op deze wijze kan een OR ook de vinger aan de pols houden of er niet teveel uitzendkrachten worden ingehuurd, of dat er een bepaalde wenselijke verhouding tussen vast en/of variabel personeel is. In (raam-) overeenkomsten kunnen bijvoorbeeld de voorwaarden worden vastgelegd die gelden voor de structurele inhuur van personeel.

Hoe oordeelt de Hoge Raad?

In de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is bepaald dat de OR adviesrecht heeft bij het groepsgewijs inlenen van arbeidskrachten. Daarover verschilde de directie en de OR van mening. Aanvankelijk gaf de Ondernemingskamer, die over dergelijke kwesties oordeelt, de directie gelijk. De Hoge Raad, die ook in deze het laatste woord heeft, oordeelde echter anders. Met deze uitspraak is het voor de OR dus eenvoudiger zich met het beleid van een onderneming op dit punt te bemoeien. Directies van ondernemingen waarbij dit speelt, dienen daar bij de voorbereiding van dergelijke afspraken dus ook rekening te houden.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neemt u dan contact op met onze juridische adviseurs.